Instellingen voor software voor apparaatbeheer configureren

U kunt allerlei gegevens van netwerkapparatuur verzamelen en beheren door software voor apparaatbeheer, zoals iW Management Console*, te integreren in het netwerk. Informatie zoals apparaatinstellingen, adresboeken en foutenlogboeken wordt opgehaald en gedistribueerd via de servercomputer. Als het apparaat is verbonden met een dergelijk netwerk, gebruikt iW protocollen zoals SLP (Service Location Protocol) om het apparaat te zoeken in het netwerk en informatie over het apparaat te verzamelen. Er worden SLP-instellingen en instellingen voor de communicatie tussen het apparaat en invoegtoepassingen voor iW Management Console ingesteld. Deze instellingen worden uitgevoerd via UI op afstand.
* Neem contact op met uw erkende Canon-dealer voor meer informatie over iW Management Console.
iW Management Console-invoegtoepassingen gebruiken
U moet de speciale poortinstelling en de SNMP-instelling (SNMPv1 of SNMPv3) inschakelen om te communiceren met een iW Management Console-invoegtoepassing. Selecteer [Lezen/schrijven] (volledige toegang) voor [MIB-toegangspermissie] in de SNMP-instelling (SNMPv1 of SNMPv3). Instellingen speciale poort De machine bewaken en bedienen met SNMP

SLP-communicatie met software voor apparaatbeheer configureren

1
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
2
Klik op [Instellingen/registratie].
3
Klik op [Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen].
4
Geef de SLP-instellingen op.
Instellingen voor Multicast Discovery opgeven
Software voor apparaatbeheer informeren over de status van de stroomvoorziening van het apparaat
5
Herstart de machine.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.

Instellingen voor iW Management Console-invoegtoepassingen configureren

Hiermee worden instellingen ingesteld om de communicatie met de iW Management Console-invoegtoepassing voor adresboekbeheer de iW Management Console-invoegtoepassing voor apparaatconfiguratiebeheer op het apparaat te valideren. Deze invoegtoepassingen worden gebruikt om adresboeken en de instelwaarden van het apparaat te beheren.
1
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten
2
Klik op [Instellingen/registratie].
3
Klik op [Netwerkinstellingen] [Instellingen voor apparaatinstellingenbeheer].
4
Klik op [Bewerken...].
5
Selecteer [Apparaatinstellingenbeheer gebruiken]  [OK].
Als u het selectievakje inschakelt, kan het apparaat communiceren met invoegtoepassingen.
0SJY-07R