Het apparaat biedt geen ondersteuning voor de functie van SNMP voor het versturen van trap-meldingen.
Om het poortnummer van SNMP te wijzigen, raadpleegt u Poortnummers wijzigen.
Als er SNMP-beheersoftware is geïnstalleerd op een computer in het netwerk, kunt u het apparaat extern vanaf die computer configureren, bewaken en bedienen. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding of Help van de beheersoftware.
|
[Lezen/schrijven]
|
Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten worden weergegeven en worden gewijzigd.
|
[Alleen lezen]
|
Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten alleen worden weergegeven.
|
1
|
Schakel het selectievakje [Gebruik SNMPv1] in.
|
2
|
Schakel het selectievakje [Gebruik community-naam 1] of [Gebruik community-naam 2] in, typ de naam van de community in het tekstvak [Community-naam] en geef de instelling [MIB-toegangspermissie] op.
U kunt maximaal twee Community-namen opslaan.
|
3
|
Schakel het selectievakje [Gebruik speciale community] in en geef een instelling op voor [MIB-toegangspermissie].
|
[Lezen/schrijven]
|
Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten worden weergegeven en worden gewijzigd.
|
[Alleen lezen]
|
Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten alleen worden weergegeven.
|
1
|
Schakel het selectievakje [Gebruik SNMPv3] in.
|
2
|
Schakel het selectievakje [Gebruiker inschakelen] in en geef de instellingen voor [Gebruikersnaam], [MIB-toegangspermissie] en [Beveiligingsinstellingen] op.
U kunt maximaal drie gebruikers registreren.
|
3
|
Geef instellingen voor verificatie en codering op.
Doe dit alleen als [Authenticatie aan/encryptie aan] of [Authenticatie aan/encryptie uit] is geselecteerd bij [Beveiligingsinstellingen].
[Authenticatie-algoritme]
Selecteer het keuzerondje [MD5] of [SHA1] voor het algoritme dat overeenkomt met uw netwerkomgeving. [Encryptie-algoritme]
Selecteer het keuzerondje [DES] of [AES] voor het algoritme dat overeenkomt met uw netwerkomgeving. [Wachtwoord instellen/wijzigen]
Als u het wachtwoord wilt instellen of wijzigen, schakelt u het selectievakje in en typt u tussen 6 en 16 alfanumerieke tekens voor het wachtwoord in het vak [Authenticatie wachtwoord]/[Encryptiewachtwoord]. Typ het wachtwoord ter bevestiging in het vak [Bevestigen]. U kunt afzonderlijke wachtwoorden instellen voor verificatie- en coderingsalgoritmen. |
4
|
Geef de contextnaam op om een SNMP-context te identificeren.
[Contextnaam 1]/[Contextnaam 2]/[Contextnaam 3]
Gebruik maximaal 32 alfanumerieke tekens voor de contextnaam. U kunt maximaal drie contextnamen registreren. |
SNMPv1 uitschakelenBepaalde functies van het apparaat zijn niet langer beschikbaar, zoals het opvragen van apparaatgegevens via het printerstuurprogramma.
Het bedieningspaneel gebruikenU kunt de SNMP-instellingen in- of uitschakelen vanuit <Menu>. SNMP-instellingen
|
Zowel SNMPv1 als SNMPv3 inschakelen
|
Als beide versies van SNMP zijn ingeschakeld, is het raadzaam de MIB-toegangsmachtigingen in SNMPv1 in te stellen op [Alleen lezen]. U kunt de toegangsmachtigingen voor MIB afzonderlijk instellen voor SNMPv1 en SNMPv3 (en voor elke gebruiker in SNMPv3). Als u [Lezen/schrijven] (volledige toegang) selecteert in SNMPv1, heeft dit gevolgen voor de beveiligingsfuncties van SNMPv3 omdat de meeste instellingen van het apparaat kunnen worden gewijzigd met SNMPv1.
|