<Printer>

Alle instellingen voor de printer verschijnen in een lijst met korte toelichting. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool ().
Sterretjes (*)
Instellingen gemarkeerd met "*1" worden misschien niet weergegeven, afhankelijk van het model dat u gebruikt, opties, of andere instel-items.
Instellingen die zijn gemarkeerd met "*2" kunnen niet worden geïmporteerd of geëxporteerd.
Prioriteit van instellingen
Als er een afdrukinstelling is opgegeven van zowel het printerstuurprogramma als het bedieningspaneel van het apparaat, heeft de instelling van het printerstuurprogramma voorrang boven die van het bedieningspaneel. De instelling van het bedieningspaneel geldt voor bepaalde gebieden, bijvoorbeeld bij PS/PCL-afdrukken of wanneer u afdrukt vanaf UNIX of ander besturingssysteem dat geen printerstuurprogramma´s ondersteunt.

<Printerinstellingen>

Configureer instellingen over afdrukken en printerbewerkingen.
<Actie als vrij pprformaat niet overeenk.>
Als het papierformaat voor een papierbron is ingesteld op <Vrij formaat> onder <Papierinstellingen>, moet u de activiteit opgeven die het apparaat moet verrichten als het formaat van het geladen papier en de papierformaatinstelling in het printerstuurprogramma aanzienlijk verschillen.
<Multifunctionele lade>
<Uitvoer forceren>
<Fout weergeven>
 
<Lade 1>
<Uitvoer forceren>
<Fout weergeven>
 
<Lade 2>*1
<Uitvoer forceren>
<Fout weergeven>
Als de instellingen in het printerstuurprogramma niet overeenkomen met formaat en type geladen papier met <Aan>, kan het papier vastlopen of kan er een afdrukfout optreden.
<Kopieën>
Geef hier het gewenste aantal kopieën op.
1 tot 999
<2-zijdig afdrukken> *1
Geef aan of u dubbelzijdig wilt afdrukken.
<Uit>
<Aan>
<Standaardpapier>
Stel het standaard papierformaat en -soort in. Het afdrukken vindt plaats op het hier ingestelde papierformaat en -soort als u wilt afdrukken vanaf een besturingssysteem dat geen printerstuurprogramma's ondersteunt, of vanaf een mobiel toestel of ander apparaat dat instellingen voor papierformaat en -soort niet ondersteunt. Geschikt papier
<Papierformaat negeren>
Geef aan of u wilt schakelen tussen papier van A4-formaat en het formaat Letter als een van deze papierformaten is geladen, maar het andere formaat niet. Als u <Aan> selecteert, en u A4 formaat opgeeft om op af te drukken vanaf de computer terwijl er geen A4 formaat in het apparaat is geladen, wordt het document op Letter-formaat papier afgedrukt.
<Uit>
<Aan>
U kunt verschillende afdrukinstellingen opgeven, bijvoorbeeld het aantal exemplaren of enkelzijdig of dubbelzijdig afdrukken, vanaf een toepassing of het printerstuurprogramma. De instelling <Papierformaat negeren> kan echter alleen op het apparaat worden opgegeven.
<Afdrukkwaliteit>
U kunt instellingen in verband met de afdrukkwaliteit, veranderen.
<Densiteit> *1
Stel de tonerdichtheid in.
Model aanraakscherm
Geel / Magenta / Cyaan / Zwart
17 niveaus
 
<Fijnaanpassing>
<Geel>/<Magenta>/<Cyaan>/<Zwart>
<Hoog>/<Medium>/<Laag>
17 niveaus
Model zwart-wit LCD
<Densiteit>
<Geel>/<Magenta>/<Cyaan>/<Zwart>
17 niveaus
 
<Densiteit (fijnaanp.)>
<Geel>/<Magenta>/<Cyaan>/<Zwart>
<Hoog>/<Medium>/<Laag>
17 niveaus
Als <Tonerbesparing> is ingesteld op <Aan>, kunt u dit item niet instellen.
<Tonerbesparing>
U kunt toner besparen. Selecteer <Aan> als u de layout of andere prestatiekenmerken wilt controleren voordat u verdergaat met het definitief afdrukken van een grote afdruktaak.
<Uit>
<Aan>
<Gradatie>
Geef de verwerkingsmethode voor het reproduceren van gradatie op. <Hoog 2> geeft een fijnere gradatie dan <Hoog 1>.
<Hoog 1>
<Hoog 2>
Deze instelling is alleen beschikbaar als <Resolutie> is ingesteld op <600 dpi>.
<Fijnaanpassing densiteit>
Als dunne lijnen of kleine tekst vervagen, verhoog dan de dichtheid voor een duidelijkere afdruk.
Vijf niveaus
Een verandering in de dichtheid heeft invloed op andere objecten dan tekst of lijnen en de kleurbalans.
Deze instelling is alleen beschikbaar als <Resolutie> is ingesteld op <1200 dpi>.
<Resolutie>
Geef de afdrukresolutie op voor het verwerken van de afdrukgegevens.
<1200 dpi>
<600 dpi>
<Speciale gladmaakmodus>
Geef de modus op om gegevens af te drukken met een vloeiende afwerking. Als u niet tevreden bent over de afdrukresultaten van <Modus 1> (de standaardinstelling), probeert u een andere modus.
<Modus 1>
<Modus 2>
<Modus 3>
<Modus 4>
<Modus 5>
<Modus 6>
Als <Foutdiffusie> is ingesteld op <Aan> in <Halftonen>, geeft afdrukken in andere modi dan <Modus 5> steeds dezelfde resultaten.
Als <Resolutie> is ingesteld op <1200 dpi>, geven alle andere instellingen dan <Modus 6> hetzelfde resultaat.
<Tonervolumecorrectie>
Als het tonervolume voor tekst of lijnen groter is dan de grenswaarde van het apparaat, maakt u een correctie zodat het tonervolume de grenswaarde niet overschrijdt.
<Standaard>
<Gradatieprioriteit>
<Tekstprioriteit>
De weergavepositie verschilt van het Model zwart-wit LCD.
<Lijnverwerking>
Geef de verwerkingsmethode op voor het reproduceren van lijnen.
<Resolutieprioriteit>
<Gradatieprioriteit>
<Breedteaanpassing>
Configureer een instelling voor het vet afdrukken van tekst of dunne lijnen.
<Uit>
<Aan>
<Tekst>
<Lijn>
<Tekst en lijn>
Als u <Aan> selecteert, kan de afdruksnelheid lager zijn, of kan de beeldkwaliteit veranderen.
Ook als u instelt op <Aan>, is vet afdrukken misschien niet mogelijk, afhankelijk van de afdruktoepassing.
<Geavanceerd gladmaken>
Configureer de vloei-instellingen voor de contouren van grafische afbeeldingen (bijvoorbeeld afbeeldingen die zijn gemaakt met behulp van toepassingen), of tekst met een vloeiende afwerking.
<Geavanceerd gladmaken>
Selecteer of u verwerking met vloeiing wilt toepassen. <Niveau 2> geeft een contour een vloeiender afwerking dan <Niveau 1>. Probeer het eerst met <Niveau 1>. 
<Uit>
<Niveau 1>
<Niveau 2>
<Toepassen op illustraties> *1
Geef op of u de vloeiende modus wilt toepassen op grafische afbeeldingen als <Geavanceerd gladmaken> is ingesteld op <Niveau 1> of <Niveau 2>.
<Uit>
<Aan>
<Toepassen op tekst> *1
Geef op of u de vloeiende afwerking wilt toepassen op de tekst als <Geavanceerd gladmaken> is ingesteld op <Niveau 1> of <Niveau 2>.
<Uit>
<Aan>
De instellingen van <Toepassen op illustraties> en <Toepassen op tekst> zijn uitsluitend van kracht als [Geavanceerd effenen] is ingesteld op [Standaardwaarde printer] in het printerstuurprogramma.
<Vloeiender gradaties>
Configureer de vloei-instellingen voor de gradatie (kleurdichtheid) van grafische afbeeldingen (bijvoorbeeld afbeeldingen die zijn gemaakt met behulp van toepassingen), of bitmap-afbeeldingen met een vloeiende afwerking.
<Vloeiender gradaties>
Selecteer of u verwerking met vloeiing wilt toepassen. <Niveau 2> geeft een contour een vloeiender afwerking dan <Niveau 1>. Probeer het eerst met <Niveau 1>.
<Uit>
<Niveau 1>
<Niveau 2>
<Toepassen op illustraties> *1
Geef op of u de vloeiende modus wilt toepassen op grafische afbeeldingen als <Vloeiender gradaties> is ingesteld op <Niveau 1> of <Niveau 2>.
<Uit>
<Aan>
<Toepassen op afbeeldingen> *1
Geef op of u de vloeiende modus wilt toepassen op afbeeldingen als <Vloeiender gradaties> is ingesteld op <Niveau 1> of <Niveau 2>.
<Uit>
<Aan>
[Vloeiende gradatie] in het printerstuurprogramma geldt uitsluitend voor data van grafische afbeeldingen. De hier gerealiseerde instelling geldt voor de vloei-verwerking voor beeldgegevens.
<Tekst verbeteren voor ZW-afdrukken>
Als u een kleurendocument in zwart-wit afdrukt, moet u de dichtheid van de tekst aanpassen voor een betere leesbaarheid. Dat is handig en doeltreffend als u een document met lichtgekleurde tekst in zwart-wit wilt afdrukken.
<Uit>
<Aan>
Dit item geldt niet voor tekst die wordt weergegeven als afbeeldingen of foto's.
Dit item heeft geen effect op PDF of PS afdrukdata.
Als u dit item instelt op <Uit> en documenten afdrukt die lichtgekleurde tekst bevatten, wordt de tekst dunner afgedrukt dan wanneer <Aan> is geselecteerd, en kan dus beter of slechter leesbaar zijn.
Ook wanneer dit item is ingesteld op <Uit>, kan het afdrukresultaat zodanig zijn dat de tekst vet overkomt. In dat geval moet u ook <Geavanceerd gladmaken> instellen op <Uit>. <Geavanceerd gladmaken>
<Lay-out>
Kies deze optie om instellingen op te geven voor de paginalay-out, zoals de inbindpositie en marges.
<Inbindlocatie>
Als u de afdrukken wilt inbinden met een hulpmiddel zoals een nietapparaat, moet u met behulp van dit item opgeven of u wilt inbinden over de lange of de korte zijde. Geef de instelling van dit item op in combinatie met <Rugmarge>, dat de inbindmarge opgeeft om de inbindpositie toe te passen.
<Lange zijde>
<Korte zijde>
<Rugmarge>
Verschuif de afdrukpositie om de inbindmarge in te stellen die geldt voor de inbindrand zoals opgegeven via <Inbindlocatie>. De waarde '00,0' heeft geen effect op de inbindmarge.
-50,0 t/m 00,0 t/m +50,0 (mm)
<Korte zijde verschuiven/Lange zijde verschuiven>
Bij ieder papiersoort kunt u voor alle afdruktaken de afdrukpositie verschuiven in stappen van 0,5 mm.
-50,0 t/m 00,0 t/m +50,0 (mm)
<Fout automatisch overslaan>/<Automatisch fout overslaan>
Het afdrukken stopt als er een bepaalde fout optreedt in de verwerking. Als u dit item echter instelt op <Aan>, wordt die fout overgeslagen en kan het afdrukken voortgaan. Gewoonlijk moet u dit item instellen op <Uit>.
<Uit>
<Aan>
<Time-out>
Stel de periode in waarna de huidige afdruktaak automatisch wordt geannuleerd als er een onderbreking in de ontvangst van afdrukgegevens optreedt.
5 tot en met 15 tot en met 300 (sec.)
<Persoonlijkheid>
Geef de modus op waarin het apparaat moet werken als het formaat van de documentgegevens onbekend is.
<Automatisch>
<PS>*1
<PCL>*1
<PDF>
<XPS>
<Afbeeldingsbeheer>
<Kleurmodus>
Selecteer of u gegevens in kleur of in zwart/wit wilt afdrukken.
<Auto (Kleur/Z-W)>
<Zwart-wit>
<Gecomprimeerde beelduitvoer>
Geef op welke bewerking moet plaatsvinden als de beeldkwaliteit is afgenomen vanwege te weinig geheugen bij het afdrukken.
<Uitvoer>
<Fout weergeven>
<Modus Opvanglade>
Geef op of de printer papier moet invoeren vanuit de multifunctionele lade wanneer geen papier van het juiste formaat in de papierlade is geplaatst, terwijl Automatisch papier selecteren is geactiveerd.
<Uit>
<Aan>
<Prior. snelh./ afdr.z. 2-zijdig>/<Prioriteit snelh./afdrukz. voor 2-zijdig> *1
Geef op of de laatste pagina in de enkelzijdige afdrukmodus moet worden verwerkt, als in de dubbelzijdige afdrukmodus een document met een oneven aantal pagina's wordt verwerkt.
<Snelheidsprioriteit>
<Prioriteit afdrukzijde>
Als een uit een even aantal pagina's bestaand document wordt voltooid in de enkelzijdige afdrukmodus
Als <Snelheidsprioriteit> is geselecteerd, wordt de laatste pagina die leeg is of niet afdrukbaar is, in de enkelzijdige afdrukmodus verwerkt, ook als het document uit een even aantal pagina's bestaat.
Als u papier gebruikt dat is voorbedrukt met een logo
Als <Snelheidsprioriteit> is geselecteerd, en de laatste pagina in enkelzijdige afdrukmodus wordt verwerkt met komt de afdrukrichting of afdrukzijde van de laatste pagina misschien niet overeen met die van andere pagina's. In dat geval, selecteert u <Prioriteit afdrukzijde>.
<Prioriteit MF-lade>/<Prioriteit multifunctionele lade>
Geef op of papier uit de multifunctionele invoer moet worden genomen als automatische papierselectie is ingeschakeld. Als <Aan> is geselecteerd, wordt het papier uit de multifunctionele lade genomen als hetzelfde papierformaat in zowel de multifunctionele lade als de papierlade is geplaatst.
<Uit>
<Aan>
Deze instelling is alleen beschikbaar als <Modus Opvanglade> is ingesteld op <Uit>.
<Papierformaat in lade controleren>
Geef op of het afdrukken moet worden geannuleerd, als het papierformaat dat is opgegeven in het printerstuurprogramma sterk verschilt met het geladen papier.
<Uit>
<Aan>
<Afdrukken hervatten>
Als het afdrukken was onderbroken vanwege een fout zoals een papierstoring, wordt na het oplossen van het probleem het afdrukken gewoon voortgezet op de pagina waarbij de fout optrad. Als <Uit> is geselecteerd, wordt de pagina waarbij de fout optrad, overgeslagen, en wordt het afdrukken voortgezet op de volgende pagina.
<Uit>
<Aan>
Wanneer <Uit> is geselecteerd
Misschien wordt de pagina niet afgedrukt, afhankelijk van het tijdstip waarop een fout optrad.
Als er een fout optreedt tijdens het dubbelzijdig afdrukken, worden beide pagina's misschien niet afgedrukt.
<UFR II>
U kunt de instellingen veranderen die van kracht worden als u afdrukt vanaf UFR II printerstuurprogramma.
<Halftonen>
U kunt de afdrukmethode selecteren voor het reproduceren van halftonen (het tussenliggende bereik tussen de lichtere en donkere gebieden van een afbeelding) voor optimale beeldkwaliteit.
<Foutdiffusie>
Produceert een fijnere afdruk dan met <Resolutie/gradatie>. Deze optie is geschikt voor het afdrukken van scherpe tekstranden of gegevens met fijne lijnen.
<Uit>
<Aan>
Deze instelling is alleen beschikbaar als <Resolutie> is ingesteld op <600 dpi>.
<Resolutie/gradatie> *1
Selecteer de reproductiemethode met halftonen als <Foutdiffusie> is ingesteld op <Uit>. U kunt dit onderdeel instellen voor ieder beeldtype dat zich binnen één document bevindt.
<Tekst>
<Resolutie>
<Gradatie>
 
<Illustraties>
<Resolutie>
<Gradatie>
 
<Afbeelding>
<Resolutie>
<Gradatie>
<Afstemmethode>
Geef de verwerkingsmethode op voor het corrigeren van de kleur.
<Algemeen>
<Perceptueel>
<Colorimetrisch>
<Levendige foto>
<Grijscorrectie>
Configureert een instelling zodanig dat zwarte of grijze gegevens met kleurinformatie die bepaalt dat R=G=B is, worden afgedrukt met uitsluitend zwarte (K) toner. Als <Uit> is geselecteerd, wordt data afgedrukt met behulp van de toner van vier kleuren: CMYK. U kunt dit onderdeel instellen voor alle beeldtypen binnen één document.
<Tekst>
<Uit>
<Aan>
 
<Illustraties>
<Uit>
<Aan>
 
<Afbeelding>
<Uit>
<Aan>
<Papierbesparing>
Geef op of lege pagina's niet moeten worden uitgevoerd.
<Uit>
<Aan>
<PCL> *1
Kies deze optie om instellingen op te geven voor PCL-afdrukken, zoals paginalay-out en afdrukkwaliteit.
<Papierbesparing>
Geef aan of u papier wilt besparen door lege pagina's in documenten niet uit te voeren. Als u <Aan> selecteert, worden er geen lege pagina's uitgevoerd. Als u alle gegevens van een document wilt uitvoeren, dus ook lege pagina's die aan het document zijn toegevoegd, selecteert u <Uit>.
<Uit>
<Aan>
<Afdrukstand>
Selecteer <Staand> (verticale richting) of <Liggend> (horizontale richting) voor de paginarichting. De instelling Portret wordt bijna overal in deze handleiding Staand genoemd. De instelling Landschap wordt bijna overal aangeduid als Liggend.
<Staand>
<Liggend>
<Lettergrootte>
Geef het lettertype op dat u wilt gebruiken door het bijbehorende lettertype-ID-nummer. U kunt vanaf het bedieningspaneel een lijst afdrukken met voorbeelden van de beschikbare PCL-lettertypen. PCL-lettertypelijst
LBP654Cx
0 tot en met 104
LBP653Cdw / LBP613Cdw
0 tot en met 54
<Puntgrootte> *1
Geef de tekengrootte op in punten. U kunt de grootte in stappen van 0,25 aanpassen. U kunt deze optie alleen opgeven als er een proportioneel lettertype is geselecteerd bij <Lettergrootte>.
4,00 t/m 12,00 t/m 999,75(punt)
<Pitch> *1
Kies deze optie om de pitch of tekenafstand (cpi of tekens per inch) voor het lettertype op te geven. U kunt de pitch in stappen van 0,01 aanpassen. U kunt deze optie alleen opgeven als er een niet-proportioneel lettertype of een bitmaplettertype is geselecteerd bij <Lettergrootte>.
0,44 t/m 10,00 t/m 99,99 (cpi)
<Vormlijnen>
Kies deze optie om het aantal regels op te geven dat op een pagina moet worden afgedrukt (van 5 t/m 128). Deze instelling wordt automatisch aangepast aan de hand van de instellingen voor <Standaard papierformaat> en <Afdrukstand>.
5 t/m 64 t/m 128 (lijnen)
<Tekencode>
Selecteer hier de tekencode (tekenset) die het meest geschikt is voor de computer die u gebruikt om afdrukgegevens te verzenden. De opgegeven instelling wordt genegeerd als de tekencode wordt bepaald door het lettertype dat is opgegeven bij <Lettergrootte>.
LBP654Cx
<ARABIC8>
<DESKTOP>
<GREEK8>
<HEBREW7>
<HEBREW8>
<ISO4>
<ISO6>
<ISO11>
<ISO15>
<ISO17>
<ISO21>
<ISO60>
<ISO69>
<ISOCYR>
<ISOGRK>
<ISOHEB>
<ISOL1>
<ISOL2>
<ISOL5>
<ISOL6>
<ISOL9>
<LEGAL>
<MATH8>
<MCTEXT>
<MSPUBL>
<PC775>
 
<PC8>
<PC850>
<PC851>
<PC852>
<PC858>
<PC862>
<PC864>
<PC866>
<PC8DN>
<PC8GRK>
<PC8TK>
<PC1004>
<PIFONT>
<PSMATH>
<PSTEXT>
<ROMAN8>
<ROMAN9>
<VNINTL>
<VNMATH>
<VNUS>
<WIN30>
<WINARB>
<WINBALT>
<WINCYR>
<WINGRK>
<WINL1>
<WINL2>
<WINL5>
LBP653Cdw / LBP613Cdw
<DESKTOP>
<ISO4>
<ISO6>
<ISO11>
<ISO15>
<ISO17>
<ISO21>
<ISO60>
<ISO69>
<ISOL1>
<ISOL2>
<ISOL5>
<ISOL6>
<ISOL9>
<LEGAL>
<MATH8>
<MCTEXT>
<MSPUBL>
<PC775>
 
<PC8>
<PC850>
<PC852>
<PC858>
<PC8DN>
<PC8TK>
<PC1004>
<PIFONT>
<PSMATH>
<PSTEXT>
<ROMAN8>
<ROMAN9>
<VNINTL>
<VNMATH>
<VNUS>
<WIN30>
<WINBALT>
<WINL1>
<WINL2>
<WINL5>
<Gebruikerspapier>
Kies deze optie om aan te geven of u een aangepast papierformaat wilt instellen. Selecteer <Aan> om de afmetingen van het papier op te geven bij <X-dimensie> en <Y-dimensie>.
<Uit>
<Aan>
<Maateenheid> *1
Kies deze optie om de maateenheid te selecteren voor het instellen van een aangepast papierformaat.
<Millimeter>
<Inch>
<X-dimensie> *1
Geef hier de horizontale afmeting (korte kant) van het aangepaste papier op.
77 tot en met 215 (mm)
<Y-dimensie> *1
Geef hier de verticale afmeting (lange kant) van het aangepaste papier op.
127 t/m 355 (mm)
<CR aan LF toevoegen>
Met deze optie kunt u instellen of er een Enter-teken (CR) moet worden toegevoegd wanneer de machine een teken voor een nieuwe regel (LF) ontvangt. Als <Ja> is geselecteerd, wordt de afdrukpositie naar het begin van de volgende regel verplaatst wanneer de machine een LF-code ontvangt. Als <Nee> is geselecteerd, wordt de afdrukpositie naar de volgende regel verplaatst, net onder de ontvangen LF-code.
<Ja>
<Nee>
<A4-afdrukbreedte vergroten>
Kies deze optie als u wilt instellen dat de breedte van het afdrukbare gebied van A4-papier in de stand Staand moet worden aangepast aan de breedte van Letter-papier.
<Uit>
<Aan>
<Halftonen>
U kunt de afdrukmethode selecteren voor het reproduceren van halftonen (het tussenliggende bereik tussen de lichtere en donkere gebieden van een afbeelding) voor optimale beeldkwaliteit.
<Foutdiffusie>
Produceert een fijnere afdruk dan met <Resolutie/gradatie>. Deze optie is geschikt voor het afdrukken van scherpe tekstranden of gegevens met fijne lijnen.
<Uit>
<Aan>
Deze instelling is alleen beschikbaar als <Resolutie> is ingesteld op <600 dpi>.
<Resolutie/gradatie> *1
Selecteer de reproductiemethode met halftonen als <Foutdiffusie> is ingesteld op <Uit>. U kunt dit onderdeel instellen voor ieder beeldtype dat zich binnen één document bevindt.
<Tekst>
<Resolutie>
<Gradatie>
 
<Illustraties>
<Resolutie>
<Gradatie>
 
<Afbeelding>
<Resolutie>
<Gradatie>
<Afstemmethode>
Geef de verwerkingsmethode op voor het corrigeren van de kleur.
<Algemeen>
<Perceptueel>
<Colorimetrisch>
<Levendige foto>
<Grijscorrectie>
Configureert een instelling zodanig dat zwarte of grijze gegevens met kleurinformatie die bepaalt dat R=G=B is, worden afgedrukt met uitsluitend zwarte (K) toner. Als <Uit> is geselecteerd, wordt data afgedrukt met behulp van de toner van vier kleuren: CMYK. U kunt dit onderdeel instellen voor alle beeldtypen binnen één document.
<Tekst>
<Uit>
<Aan>
 
<Illustraties>
<Uit>
<Aan>
 
<Afbeelding>
<Uit>
<Aan>
<BarDIMM> *1
Met deze instelling kunt u streepjescodes afdrukken die worden ondersteund door de Barcode Printing Kit. Als <Inschakelen> wordt geselecteerd, zal het apparaat streepjescodes genereren wanneer het opdrachten voor streepjescodes ontvangt van een host-computer. Als <Uitschakelen> wordt geselecteerd, worden er geen streepjescodes gegenereerd, ook niet als er opdrachten voor streepjescodes worden verzonden vanaf de host-computer.
<Uitschakelen>
<Inschakelen>
U kunt het menu BarDIMM alleen inschakelen als u Barcode Printing Kit activeert. Wanneer u geen streepjescode afdrukt, moet u vooral het menu BarDIMM uitschakelen. Anders zal misschien de verwerkingssnelheid van gewone afdruktaken worden beperkt.
De standaardinstelling is <Uitschakelen>. Als u de Barcode Printing Kit activeert, verandert deze in <Inschakelen>.
<FreeScape> *1
Geeft de AEC (Alternatie Escape Code) op die moet worden gebruikt voor opdrachten voor streepjescodes wanneer de host-computer de standaard Escapecode niet ondersteunt.
<Uit>
<~>
<">
<#>
<$>
</>
<\>
<?>
<{>
<}>
<|>
Deze instelling is alleen beschikbaar als <BarDIMM> is ingeschakeld.
<PS> *1
Geef de instellingen op voor PS-afdrukken, zoals paginalay-out en afdrukkwaliteit.
<Time-out opdracht>
Deze instelling biedt u de mogelijkheid op te geven hoeveel tijd verstrijkt tot een taak wordt geannuleerd. Als een taak niet wordt voltooid binnen de ingestelde tijdslimiet, wordt de taak automatisch geannuleerd.
0 t/m 3600 (sec.)
<PS-fouten afdrukken>
Deze instelling bepaalt of een foutpagina wordt afgedrukt wanneer een fout optreedt.
<Uit>
<Aan>
<Puur zwarte tekst>
Configureert een instelling zodanig dat zwarte tekst waarvan de kleurinformatie 'R=G=B=0%,' 'C=M=Y=100%,' of 'C=M=Y=0% / K=100%' wordt afgedrukt met uitsluitend K (zwart) toner. Als <Uit> is geselecteerd, wordt tekst afgedrukt op basis van de instelling <Uitvoerprofiel>.
<Uit>
<Aan>
<Zwarte overdruk> *1
Geef de afdrukmethode op als zwarte tekst overlapt met een kleurige achtergrond of kleurige afbeelding. Deze optie wordt niet weergegeven als <Puur zwarte tekst> is ingesteld op <Uit>.
<Uit>
<Aan>
<RGB-bronprofiel> *2
Selecteer het profiel voor RGB-data die passen bij de monitor die u gebruikt.
<sRGB>
<Gamma 1,5>
<Gamma 1,8>
<Gamma 2,4>
<Geen>
<CMYK-simulatieprofiel> *2
Selecteer een simulatiedoel bij het afdrukken van CMYK-gegevens. Het apparaat zet de CMYK-gegevens op basis van de simulatie om naar een CMYK-kleurenmodel dat geschikt is voor het apparaat.
<JapanColor(Canon)>
<U.S. Web Coated v1.00(Canon)>
<Euro Standard v1.00(Canon)>
<Geen>
Wanneer <Geen> wordt geselecteerd, kan donker gekleurde gradatie ongelijk worden, afhankelijk van de gegevens.
<Grijswaardenprofiel gebruiken> *2
Geef op of grijze data wordt geconverteerd naar CMYK data, met behulp van het grijswaardenprofiel van het apparaat.
<Uit>
<Aan>
Zelfs als <Aan> is geselecteerd, worden gegeven afgedrukt met uitsluitend K (zwart) toner, afhankelijk van de instelling van <Uitvoerprofiel> of <Puur zwarte tekst>.
<Uitvoerprofiel> *2
Selecteer het juiste profiel voor afdrukdata. U kunt deze optie opgeven voor ieder afbeeldingstype in een document.
<Tekst>
<Normaal>
<Foto>
<TR Normaal>
<TR Foto>
 
<Illustraties>
<Normaal>
<Foto>
<TR Normaal>
<TR Foto>
 
<Afbeelding>
<Normaal>
<Foto>
<TR Normaal>
<TR Foto>
De instelling van dit item wordt uitgeschakeld als één van de volgende instellingen is geselecteerd.
<RGB-bronprofiel> is ingesteld op <Geen>
<CMYK-simulatieprofiel> is ingesteld op <Geen>
<Grijswaardenprofiel gebruiken> is ingesteld op <Uit>
<Afstemmethode>
Selecteer het element dat prioriteit krijgt bij kleuraanpassing in <RGB-bronprofiel>.
<Perceptueel>
<Verzadiging>
<Colorimetrisch>
De instelling van dit item is niet beschikbaar als <RGB-bronprofiel> is ingesteld op <Geen>.
<Halftonen>
U kunt de afdrukmethode selecteren voor het reproduceren van halftonen (het tussenliggende bereik tussen de lichtere en donkere gebieden van een afbeelding) voor optimale beeldkwaliteit.
<Foutdiffusie>
Produceert een fijnere afdruk dan met <Resolutie/gradatie>. Deze optie is geschikt voor het afdrukken van scherpe tekstranden of gegevens met fijne lijnen.
<Uit>
<Aan>
Deze instelling is alleen beschikbaar als <Resolutie> is ingesteld op <600 dpi>.
<Resolutie/gradatie> *1
Selecteer de reproductiemethode met halftonen als <Foutdiffusie> is ingesteld op <Uit>. U kunt dit onderdeel instellen voor ieder beeldtype dat zich binnen één document bevindt.
<Tekst>
<Resolutie>
<Gradatie>
 
<Illustraties>
<Resolutie>
<Gradatie>
 
<Afbeelding>
<Resolutie>
<Gradatie>
<Helderheid> *1
Stel de helderheid van de gehele afbeelding in stappen van 5% in. Hoe kleiner de ingestelde waarde, des te lichter de afbeelding of tekst wordt. Hoe groter de ingestelde waarde, des te donkerder de afbeelding of tekst wordt.
85 tot 100 tot 115 (%)
<Samengestelde overdruk>
Geef op of CMYK-data kan worden overdrukt, met opgegeven overdruk, als composiet-uitvoer.
<Uit>
<Aan>
Overdrukken met behulp van speciale kleuren is niet toegestaan.
<Grijswaardeconversie> *1
Geef de afdrukmethode op om kleurendata in zwart-wit af te drukken.
<sRGB>
<NTSC>
<Uniforme RGB>
<Instellingen voor afbeeldingsbeheer>
U kunt de afdrukinstellingen wijzigen die worden toegepast bij het afdrukken van beeldbestanden (JPEG/TIFF).
<Halftonen>
U kunt de afdrukmethode veranderen voor het reproduceren van halftonen (het tussenliggende bereik tussen de lichtere en donkere gebieden van een afbeelding) voor optimale beeldkwaliteit.
<Gradatie>
<Foutdiffusie>
<PDF>
U kunt instellingen voor PDF-bestanden wijzigen.
<Vergroten/verkleinen vlgns papierformaat>
Geef op of de grootte van de afdruk wordt aangepast aan het afdrukbereik van het papier. Let op: vergroten of verkleinen heeft geen invloed op de lengte/breedte-verhouding van het origineel.
<Uit>
<Aan>
<Afdrukgebied vergroten>
Geef op of u het afdrukbereik wilt vergroten tot het papierformaat.
<Uit>
<Aan>
Als u <Aan> opgeeft, kan het gebeuren dat papiergedeelten kort bij de rand niet worden bedrukt of dat afdrukken er gedeeltelijk vlekkerig uitkomen, al naargelang het origineel.
<N op 1>
Geef op of u meerdere pagina's wilt verkleinen en ze in een zodanige opstelling op één pagina wilt afdrukken dat de eerste pagina zich linksboven bevindt. Bijvoorbeeld: om vier pagina's op één vel af te drukken, selecteert u <4 op 1>.
<Uit>
<2 op 1>
<4 op 1>
<6 op 1>
<8 op 1>
<9 op 1>
<16 op 1>
<Opmerkingen afdrukken>
Geef op of u opmerkingen wilt afdrukken. Als u <Automatisch> opgeeft, worden opmerkingen in PDF bestanden afgedrukt.
<Uit>
<Automatisch>
<Puur zwarte tekst>
Configureert een instelling zodanig dat zwarte tekst waarvan de kleurinformatie "R=G=B=0%", "C=M=Y=100%", of "C=M=Y=0% / K=100%" wordt afgedrukt met uitsluitend K (zwart) toner. Als <Uit> is geselecteerd, wordt tekst afgedrukt op basis van de instelling <Uitvoerprofiel>.
<Uit>
<Aan>
<Zwarte overdruk> *1
Geef de afdrukmethode op als zwarte tekst overlapt met een kleurige achtergrond of kleurige afbeelding. Deze optie wordt niet weergegeven als <Puur zwarte tekst> is ingesteld op <Uit>.
<Uit>
<Aan>
<RGB-bronprofiel> *2
Selecteer het profiel voor RGB-data die passen bij de monitor die u gebruikt.
<sRGB>
<Gamma 1,5>
<Gamma 1,8>
<Gamma 2,4>
<Geen>
<CMYK-simulatieprofiel> *2
Selecteer een simulatiedoel bij het afdrukken van CMYK-gegevens. Het apparaat zet de CMYK-gegevens op basis van de simulatie om naar een CMYK-kleurenmodel dat geschikt is voor het apparaat.
<JapanColor(Canon)>
<U.S. Web Coated v1.00(Canon)>
<Euro Standard v1.00(Canon)>
<Geen>
Wanneer <Geen> wordt geselecteerd, kan donker gekleurde gradatie ongelijk worden, afhankelijk van de gegevens.
<Grijswaardenprofiel gebruiken> *2
Geef op of grijze data wordt geconverteerd naar CMYK data, met behulp van het grijswaardenprofiel van het apparaat.
<Uit>
<Aan>
Zelfs als <Aan> is geselecteerd, worden gegeven afgedrukt met uitsluitend K (zwart) toner, afhankelijk van de instelling van <Uitvoerprofiel> of <Puur zwarte tekst>.
<Uitvoerprofiel> *2
Selecteer het juiste profiel voor afdrukdata. U kunt deze optie opgeven voor ieder afbeeldingstype in een document.
<Tekst>
<Normaal>
<Foto>
<TR Normaal>
<TR Foto>
 
<Illustraties>
<Normaal>
<Foto>
<TR Normaal>
<TR Foto>
 
<Afbeelding>
<Normaal>
<Foto>
<TR Normaal>
<TR Foto>
De instelling van dit item wordt uitgeschakeld als één van de volgende instellingen is geselecteerd.
<RGB-bronprofiel> is ingesteld op <Geen>
<CMYK-simulatieprofiel> is ingesteld op <Geen>
<Grijswaardenprofiel gebruiken> is ingesteld op <Uit>
<Afstemmethode>
Selecteer het element dat prioriteit krijgt bij kleuraanpassing in <RGB-bronprofiel>.
<Perceptueel>
<Verzadiging>
<Colorimetrisch>
De instelling van dit item is niet beschikbaar als <RGB-bronprofiel> is ingesteld op <Geen>.
<Halftonen>
U kunt de afdrukmethode selecteren voor het reproduceren van halftonen (het tussenliggende bereik tussen de lichtere en donkere gebieden van een afbeelding) voor optimale beeldkwaliteit.
<Foutdiffusie>
Produceert een fijnere afdruk dan met <Resolutie/gradatie>. Deze optie is geschikt voor het afdrukken van scherpe tekstranden of gegevens met fijne lijnen.
<Uit>
<Aan>
Deze instelling is alleen beschikbaar als <Resolutie> is ingesteld op <600 dpi>.
<Resolutie/gradatie> *1
Selecteer de reproductiemethode met halftonen als <Foutdiffusie> is ingesteld op <Uit>. U kunt dit onderdeel instellen voor ieder beeldtype dat zich binnen één document bevindt.
<Tekst>
<Resolutie>
<Gradatie>
 
<Illustraties>
<Resolutie>
<Gradatie>
 
<Afbeelding>
<Resolutie>
<Gradatie>
<Helderheid> *1
Stel de helderheid van de gehele afbeelding in stappen van 5% in. Hoe kleiner de ingestelde waarde, des te lichter de afbeelding of tekst wordt. Hoe groter de ingestelde waarde, des te donkerder de afbeelding of tekst wordt.
85 tot 100 tot 115 (%)
<Samengestelde overdruk>
Geef op of CMYK-data kan worden overdrukt, met opgegeven overdruk, als composiet-uitvoer.
<Uit>
<Aan>
Overdrukken met behulp van speciale kleuren is niet toegestaan.
<Grijswaardeconversie> *1
Geef de afdrukmethode op om kleurendata in zwart-wit af te drukken.
<sRGB>
<NTSC>
<Uniforme RGB>
<XPS>
U kunt instellingen voor XPS-bestanden wijzigen.
<Afstemmethode>
Geef de verwerkingsmethode op voor het corrigeren van de kleur.
<Algemeen>
<Perceptueel>
<Colorimetrisch>
<Levendige foto>
<Halftonen>
U kunt de afdrukmethode selecteren voor het reproduceren van halftonen (het tussenliggende bereik tussen de lichtere en donkere gebieden van een afbeelding) voor optimale beeldkwaliteit.
<Foutdiffusie>
Produceert een fijnere afdruk dan met <Resolutie/gradatie>. Deze optie is geschikt voor het afdrukken van scherpe tekstranden of gegevens met fijne lijnen.
<Uit>
<Aan>
Deze instelling is alleen beschikbaar als <Resolutie> is ingesteld op <600 dpi>.
<Resolutie/gradatie> *1
Selecteer de reproductiemethode met halftonen als <Foutdiffusie> is ingesteld op <Uit>. U kunt dit onderdeel instellen voor ieder beeldtype dat zich binnen één document bevindt.
<Tekst>
<Resolutie>
<Gradatie>
 
<Illustraties>
<Resolutie>
<Gradatie>
 
<Afbeelding>
<Resolutie>
<Gradatie>
<Grijscorrectie>
Configureert een instelling zodanig dat zwarte of grijze gegevens met kleurinformatie die bepaalt dat R=G=B is, worden afgedrukt met uitsluitend zwarte (K) toner. Als <Uit> is geselecteerd, wordt data afgedrukt met behulp van de toner van vier kleuren: CMYK. U kunt dit onderdeel instellen voor alle beeldtypen binnen één document.
<Tekst>
<Uit>
<Aan>
 
<Illustraties>
<Uit>
<Aan>
 
<Afbeelding>
<Uit>
<Aan>
<Grijswaardeconversie> *1
Geef de afdrukmethode op om kleurendata in zwart-wit af te drukken.
<Tekst>
<sRGB>
<NTSC>
<Uniforme RGB>
 
<Illustraties>
<sRGB>
<NTSC>
<Uniforme RGB>
 
<Afbeelding>
<sRGB>
<NTSC>
<Uniforme RGB>
<Papierbesparing>
Geef op of lege pagina's niet moeten worden uitgevoerd.
<Uit>
<Aan>

<PDL-selectie (Plug and Play)>

Selecteer een paginabeschrijvingstaal (PDL), zodat de machine wordt gedetecteerd als een printer die compatibel is met die taal wanneer de machine via Plug and Play wordt aangesloten op een computer.
<Netwerk> *2
Selecteer een paginabeschrijvingstaal (PDL), zodat de machine wordt gedetecteerd als een printer die compatibel is met die taal wanneer de machine wordt gedetecteerd via het netwerk.
<UFR II>
<UFR II (V4)>
<PCL6>*1
<PS>*1
<USB>
Selecteer een paginabeschrijvingstaal (PDL), zodat de machine wordt gedetecteerd als een printer die compatibel is met die taal wanneer de machine via USB wordt aangesloten op een computer.
<UFR II>
<UFR II (V4)>
<PCL6>*1
<PS>*1
258A-05R